zondag 3 december 2006

Zo hebben wij dat niet geleerd!



"Hallo?"
"Hallo?"
"Spreek ik met de taalprof?"
"Ja, daar spreekt u mee."
"Goedemiddag, u spreekt met Den Hertog, ik wou het eens even met u hebben over dat artikeltje, dat, ehh, dat weblogje, of hoe noemt u dat tegenwoordig, over die bepaling van gesteldheid."
"Aha. Wat wilt u daarover opmerken dan?"
"Ik heb vijfenveertig jaar in het onderwijs gezeten, en ik heb die woordgroep zonder make-up nog nooit een bepaling van gesteldheid genoemd. Ik heb mijn leerlingen altijd geleerd dat dit een bijwoordelijke bepaling is."
"Een bijwoordelijke bepaling."
"Inderdaad! Een bijwoordelijke bepaling van omstandigheid, om precies te zijn, maar zo precies wordt dat de jeugd van tegenwoordig niet meer uitgelegd, helaas!"
"Jaja. Ik snap het. Maar hoe komt u daarbij, om dit een bijwoordelijke bepaling van omstandigheid te noemen?"
"Dat heb ik geleerd van mijn oudoom, die dat in 1892 in een heel bekende schoolgrammatica heeft opgeschreven. Elke grammaticamethode van de afgelopen honderd jaar baseert zich op die grammatica. Dus u zit hier echt fout, hoor!"

"U baseert zich dus op de grammatica van Den Hertog. Maar waar baseert Den Hertog zich dan op?"
"Nou ja, dat weet ik niet, maar die grammatica staat helemaal op het internet, leest u het maar na: op pagina 116 noemt hij de bijwoordelijke bepalingen van omstandigheid met leege handen, met een behuild gezicht en zonder mijne toestemming. Het lijkt mij duidelijk dat met make-up hier prima tussen zou passen."
"Ja, dat lijkt mij ook duidelijk."
"En dan nog wat: ook de modernere Algemene Nederlandse Spraakkunst (de ANS) heeft het over de zogeheden absolute met-constructie zoals met een borrel op. Daar zegt de ANS van:
De absolute met-constructie is een soort
bijwoordelijke bepaling die wordt ingeleid door het voorzetsel
met
. Zou u niet zeggen dat zonder make-up de tegenhanger is van met make-up, en dat dat hetzelfde is als met make-up op?"
"Dat denk ik wel ja."
"Maar dan zou u toch moeten concluderen dat ook de ANS zonder make-up zou benoemen als een bijwoordelijke bepaling!"
"Daar heeft het inderdaad alle schijn van."
"Zo is het. Ik zou dus zeggen: rectificeert u dit even, taalprof?"
"Maar ik heb daar toch zo mijn bedenkingen bij."
"Zozo, wel wel! De taalprof corrigeert honderdvijftien jaar Nederlandse grammatica! Waar haalt u dan wel uw wijsheid vandaan?"
"Nou, in de eerste plaats uit de werken die u net zelf hebt geciteerd."
"O?"
"De taalprof kent natuurlijk zowel de ANS als de grammatica van Den Hertog bijna uit zijn hoofd."
"Jaja. Vindt u het erg als ik dat niet geloof?"
"Geen probleem. Maar de taalprof kijkt wel verder dan zijn neus lang is. En om maar eens met de ANS te beginnen: als je het hoofdstuk over de bepaling van gesteldheid leest, dan zie je daar voorbeeldzinnen staan van het type Met de handen in haar schoot zat ze somber voor zich uit te staren."
"Hm!"
"Dat vindt de ANS toch echt een bepaling van gesteldheid. En wat nog leuker is: daar staat de opmerking bij dat het hier gaat om de absolute met-constructie, met nota bene een verwijzing naar de bladzijde waar staat De absolute met-constructie is een soort bijwoordelijke bepaling! Legt u me dan maar eens uit wat de ANS echt vindt."
"Maar is dat dan niet gewoon een vergissing van de ANS?"
"Dat denk ik ook. Maar welk van de twee opmerkingen is de vergissing?"
"Nou, dat lijkt me duidelijk!"
"O?"
"De ANS baseert zich op mijn oudoom, Den Hertog. Dus wat Den Hertog zegt is bepalend."
"Maar Den Hertog wist het ook niet zo zeker als u nu doet voorkomen."
"O nee? Hoe komt u daarbij?"
"Vlak onder de voorbeelden die u net signaleerde maakt hij de volgende opmerking: Hier valt op te merken, dat een deel der hierna te
behandelen bepalingen van gesteldheid, nl. die, welke de gesteldheid van het
onderwerp gedurende de werking te kennen geven, eigenlijk niets anders zijn dan
omstandigheidsbepalingen, secondaire gezegden, maar uitgedrukt door een
adjectief of deelwoord
."
"Kunt u dat even in begrijpelijk Nederlands vertalen?"
"Den Hertog merkt hier op dat alle bepalingen van gesteldheid die iets van het onderwerp zeggen beschouwd kunnen worden als omstandigheidsbepalingen. Blijkbaar kijkt hij dan alleen naar de woordsoort om te beslissen of het bepaling van gesteldheid is of bijwoordelijke bepaling."
"Hoe dan?"
"Als het een bijvoeglijk naamwoord is (Hij kwam dronken binnen) of een voltooid deelwoord (hij kwam beneveld binnen), of een tegenwoordig deelwoord (hij kwam lallend binnen), dan noemt hij het bepaling van gesteldheid, en als het iets anders is (Hij kwam in de lorum binnen, Hij kwam in alle staten binnen) dan is het ineens bijwoordelijke bepaling van omstandigheid."
"En wat is daar mis mee dan?"
"Ik zou eerder zeggen: wat is daar goed aan? Waarom zou je dat doen? Als je zo’n onderscheid maakt, doe je geen recht aan wat de bepaling van gesteldheid werkelijk is."
"Wat is de bepaling van gesteldheid dan werkelijk?"
"Een predicaat! Wat Den Hertog een secondair gezegde noemt. Kijk bijvoorbeeld eens naar de naamwoordelijke gezegdes. Het naamwoordelijk deel kan een bijvoeglijk naamwoord zijn (Hij was dronken), een voltooid deelwoord (Hij was beneveld), maar ook een woordgroep als in de lorum of in alle staten. Dat zijn dus mogelijke predicaten. Alle predicaten kunnen ook bepaling van gesteldheid zijn. Waarom die laatste twee dan ineens niet?"
"Tja…"
"Of omgekeerd: bijwoordelijke bepalingen zijn nooit predicaten bij zelfstandige naamwoorden of bij voornaamwoorden. Waarom deze dan ineens wel?"
"Hm."
"Nee, ik denk dat Den Hertog hier fout zat. Hij zag blijkbaar wel wat er aan de hand was, dat de bepaling van gesteldheid en zijn bijwoordelijke bepaling van omstandigheid in veel gevallen sterk op elkaar leken, maar om een of andere onnaspeurlijke reden heeft hij maar een deel van de gevallen als bepaling van gesteldheid willen benoemen."
"Hm. Ja, ik moet toegeven dat die beslissing bij Den Hertog niet erg overtuigend overkomt."
"Blijkbaar heeft de ANS die overweging ook gemaakt, en in het nadeel van Den Hertog beslist. Maar in de paragraaf over de absolute met-constructie is die ongelukkige opmerking blijven staan dat het een bijwoordelijke bepaling is."
"Ik zeg het met tegenzin, taalprof, maar ik moet u gelijk geven. Er is nog wel één probleem."
"En wat is dat?"
"Ik heb in die vijfenveertig jaar duizenden leerlingen iets anders geleerd. En ongetwijfeld hebben veel van mijn collega’s dat ook gedaan. Al die oud-leerlingen van mij zullen nu denken: ja, maar dat hebben wij vroeger anders geleerd. Dat zullen ze ongetwijfeld massaal tegen u gaan opmerken. Daar zult u nog een harde dobber aan hebben."
"Ja dat vrees ik ook. Weet u wat? Mag ik dit telefoongesprek dan als log toevoegen?"
"Als log?"
"Mag ik het toevoegen op de site?"
"O dat bedoelt u! Ja, natuurlijk. Geen probleem!"
"Wel, meneer Den Hertog, hartelijk dank dan!"
"Geen dank, taalprof! Goedemiddag!"
"Goedemiddag!"

8 opmerkingen:

  1. Wat een geweldige leuke log heb jij! Kom ik niet vaak tegen. Het is heerlijk om te weten dat er nog mensen zijn die wel om onze taal geven!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Sheila: dank voor het compliment! Trouwens, er zijn heel veel mensen die om onze taal geven, hoor! Meer dan je denkt.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. 'Een harde dobber'
    Ik dacht dat deze fout alleen door Johan Cruyff gemaakt werd. Als ik ga vissen maakt het me niet uit hoe hard mn dobber is, als ie maar niet zwaar is.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Rob: zoek het eens op, zou ik zeggen. De uitdrukking 'ergens een harde dobber aan hebben' staat in alle woordenboeken, ook die van ver vóór Johan Cruijff. De oorsprong is trouwens 'een harde dobbel hebben', hetgeen slaat op een moeilijk te gooien worp bij het dobbelspel, waardoor je veel kans hebt om te verliezen.
    Het heeft wel niets met grammatica te maken, maar het is juist fout om te denken dat dit fout is.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Geachte taalprof,
    U snapt toch ook wel dat de uitdrukking een "zware dobber" is, ondanks de vermelding in veel woordenboeken. Het feit dat half Nederland zegt "groter als mij" maakt dat toch ook niet juist.

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @nils: Jij wijst dus voor het bepalen van de taalnorm de woordenboeken af, én de taalgemeenschap, én de historie (want vroeger was het 'harde'). Dan ben ik benieuwd waar jij je wijsheid wel op baseert.
    Let wel: ik heb niet gezegd dat 'zware dobber' fout is, want dat staat inmiddels ook in de woordenboeken. Ik heb mij verzet tegen het verwijt dat 'harde dobber' fout zou zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Ik heb er nog eens over na moeten denken (bijna 4 jaar ;-)) maar ik heb ontdekt wat er bij mij wringt. De bvg is een gezegde zonder werkwoord: hier zegt het immers wat Liesbeth List is. Maar je kunt toch onmogelijk zeggen: Liesbeth List is zonder make-up.? Waar gaat het fout?

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Joris: Nou ja, onmogelijk. Ik vind 'Zij was al weken zonder make-up' nog wel een acceptabele zin. Maar je hebt gelijk dat de combinatie met koppelwerkwoord ongewoon is. Hetzelfde geldt voor al die gevallen van de absolute met-constructie: 'Zij was met een kind op haar arm' is ook geen lekkere zin, evenmin als 'Wij waren met voetbal op de televisie.'
    In het geval van die met-constructie is er wel eens voorgesteld om ze te zien als een predicatie met het werkwoord 'hebben': 'ze had een kind op haar arm,' 'we hebben voetbal op de televisie.' Dan zou de variant met 'zonder' worden: 'zij had geen make-up.'
    Hoe dan ook, de observatie is terecht, en dit zal ook een van de redenen zijn voor de onduidelijkheid in de naslagwerken, maar het is opmerkelijk dat deze afwegingen bij de bijvoeglijke bepalingen nooit een rol spelen. In een zin als 'De vrouw zonder make-up zat in een strandstoel' zou niemand aarzelen om 'zonder make-up' een bijvoeglijke bepaling te noemen. Toch spelen daar dezelfde criteria als bij de bepaling van gesteldheid: de bijvoeglijke bepaling is een predicatie bij een zelfstandig naamwoord. Het enige verschil tussen bijvoeglijke bepaling en bepaling van gesteldheid is dat de eerste samen met dat zelfstandig naamwoord een woordgroep vormt, terwijl de bepaling van gesteldheid een zelfstandige woordgroep is.
    Dus: als 'zonder make-up' zonder problemen een bijvoeglijke bepaling kan zijn, waarom zou het dan geen bepaling van gesteldheid kunnen zijn?

    BeantwoordenVerwijderen