dinsdag 6 november 2007

Zaterdagavond



Eindelijk weer eens een grammaticale kwestie op de mailinglist van de vakdocenten Nederlands! Wat is de woordsoort van zaterdagavond in de zin Zaterdagavond kwam hij mij feliciteren? Is dat een zelfstandig naamwoord, of is het een bijwoord, omdat zaterdagavond hier een bijwoordelijke bepaling is?

"Het lijkt mij heel duidelijk," zegt een van de docenten. Het woord vormt in zijn eentje een bijwoordelijke bepaling, en het is vervangbaar door vandaag, kortom: bijwoord is de enige juiste benoeming. "Pluis de bekende spraakkunsten er maar op na," voegt hij er nog aan toe. Nou, dat doen we dan.

Wat is de bekendste spraakkunst? De Algemene Nederlandse Spraakkunst, zou ik zeggen. Wat staat daarin? Ehh, dat is nog wel even zoeken. Een beetje googelen leert dat alle dagen van de week wel in de ANS voorkomen, behalve vrijdag. De ANS-redactie houdt blijkbaar niet van vrijdagen.

Maar even serieus: het woord vandaag staat inderdaad genoemd in paragraaf 8.3.2, bij de "bijwoorden van tijd". De dagen van de week staan daar niet bij. Elders in de ANS (20.10.3.2.1) komen wel voorbeeldzinnen voor als Ga woensdag maar!, maar de bijwoordelijke bepaling woensdag wordt hier omschreven als een "naamwoordelijke constituent met substantivische kern". En in 4.6.5.1 staat zelfs expliciet hoe de ANS erover denkt (cursivering van mij):
"In tijdsbepalingen waarin een tijdstip of periode wordt aangegeven die voor de hoorder identificeerbaar is, kunnen substantieven die een bepaalde tijdsruimte aanduiden, waaronder ook de namen van dagen, maanden en seizoenen [...] gebruikt worden"
Met andere woorden: de ANS vindt de namen van dagen "substantieven" (zelfstandige naamwoorden), ook als ze als tijdsbepaling worden gebruikt.
In een andere bekende spraakkunst, de Grammatica van het hedendaags Nederlands, van Wim Klooster, staat het dilemma precies verwoord, in paragraaf 4.1.7:
"Traditioneel wordt een woord dat als bijwoordelijke bepaling in een zin dienstdoet een bijwoord (adverbium, meervoud adverbia) genoemd. Een nadeel van deze zienswijze is dat er daardoor tussen verschillende woordsoorten een grote overlapping ontstaat. Snel heet dan ‘bijwoord’ in Hij rijdt snel, maar ‘bijvoeglijk naamwoord’ in een snel schip, en woensdag ‘bijwoord’ in Ik kom woensdag, maar ‘zelfstandig naamwoord (eigennaam)’ in Woensdag was een fijne dag. Op die manier wordt zonder klemmende reden de omschrijving van het begrip ‘bijwoord’ volledig afhankelijk gemaakt van de functie als bijwoordelijke bepaling."
Klooster beveelt aan om de term "bijwoord" te reserveren voor woorden die niet als zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord dienst kunnen doen.

De ANS en Klooster stellen zich dus min of meer op hetzelfde standpunt: je zou woensdag altijd een zelfstandig naamwoord moeten noemen, ook als het in zijn eentje een bijwoordelijke bepaling vormt.
Dat lijkt bij nadere beschouwing best een redelijk standpunt, in elk geval voor zo’n woord als zaterdagavond. Als je zaterdagavond een bijwoord zou moeten noemen in Zaterdagavond gaan we stappen, hoe zou je het dan moeten benoemen in Elke zaterdagavond gaan we stappen? Want in die zin is Elke zaterdagavond de bijwoordelijke bepaling, en dat lijkt toch een woordgroep met een zelfstandig naamwoord dat bepaald wordt door een onbepaald voornaamwoord. Hetzelfde geldt voor afgelopen zaterdagavond, of komende zaterdagavond.

Zit hier nou nog een nuttig inzicht in? Ik denk het wel. Van belang is dat je beseft dat er zelfstandige naamwoorden zijn (en woordgroepen met een zelfstandig naamwoord als kern) die je als bijwoordelijke bepaling kunt gebruiken. Of je zo’n zelfstandig naamwoord dan als bijwoord benoemt als dat het enige woord van de hele bepaling is, lijkt me van minder belang. Dat kun je doen of niet, maar het zou zonde zijn als deze benoeming het inzicht zou vertroebelen. Wat je moet zien is dat zaterdagavond een zelfstandig naamwoord is dat je kunt gebruiken als bijwoordelijke bepaling.

Update
Ook in de bekende spraakkunst van Paardekooper komt het probleem van de woordsoort van zaterdagavond aan de orde. Paardekooper zegt het volgende (paragraaf 3.5.19.5.1E):
"Ik wou nog een ogenblik terugkomen op het woordsoortprobleem dat ik heel in het begin onder punt 2 noemde in verband met vrijdagavond. Het unieke daarvan zit hem in het volgende. Tot dusver hebben we bij versmeltingen (‘zn’ en ‘vn’) altijd te maken gehad met aparte wóórden: vrijdagsavonds en dan bv. waren altijd resp. ‘zn’ en ‘vn’ omdat ze geen voorbep. konden krijgen enz. Maar vrijdagavond is als kern van een ond. meestal een gewoon zn. omdat het dan meestal wel alle voorbep. daarvan kan krijgen: (die twee laatste vrijdagavonden die zo gezellig waren)(vielen)(allebei)[in de zomer] Maar in een bw bep. als vrijdagavond laat zijn die voorbep. allemaal onmogelijk [...] zodat vrijdagavond daar duidelijk een ‘zn’ is."
Nou moet ik bij Paardekooper altijd twee keer lezen, en helemaal snap ik niet wat hij bedoelt. Hij lijkt eerst af te stevenen op een verschil tussen de bijwoordelijke bepaling vrijdagavond laat en vrijdagavond als onderwerp, maar toch spreekt hij in beide gevallen over zn. Gelukkig merkt hij zelf ook twee zinnen later op: "zonder een aanzienlijke verdere uitbreiding van onze feitenkennis hier, komen we niet veel verder." En ik signaleer ook maar even dat Paardekooper wél van vrijdagen houdt.


12 opmerkingen:

  1. Fantastisch, Taalprof, goed dat we u hebben! Ik dacht al dat 'de zaterdagavond gaan we naar...' tussentaal was, maar als ik het hier zo zie staan, interpreteer ik mijn zinnetje als 'elke zaterdagavond gaan we...' en klinkt het in mijn oren alweer 'standaard'. Dit is gewoon mijn reactie van taalgebruikertje, wél vakdocent Nederlands. Shame on... Tja, een simpel mens kan ook niet alles weten, een bloggertje én huisvrouw, dat/die niet eens tijd heeft om grammatica's open te slaan (of te doorbladeren op het web). Maar daar hebben we gelukkig de Taalprof voor! WIE ANDERS? Of... de taalkoespotters van http://taalkoeien.wordpress.com , u (allen) bekend, en vooral ook ons, van The Sausage Machine! Welkom, prof! http://janien.wordpress.com , een leerblogje... voor het sschoolvak Nederlands (oei, hoor ik het nu in Keulen donderen?)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @janien: dank voor je complimenten! Ik heb je dubbele reactie (en je excuus daarvoor) maar gewist...
    Ja, die taalkoespotters, ik zag vandaag dat ze weer actief zijn, maar de laatste maand houdt het niet over (dat geldt overigens voor meer taalblogs, ook voor mijn eigen).

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Collega's,
    Aansluitend bij wat Paul Mokveld hier stelt geef ik nog het volgende ter overweging:
    "De zaterdagavond" is uiteraard een zelfstandig naamwoord. "Zaterdagavond" in de gegeven zin is hier inderdaad bijwoordelijke bepaling van tijd. Primair is "zaterdagavond" een zelfstandig naamwoord, maar in de gegeven zin is het overgegaan naar "bijwoord". Dat is wat in de spraakkunsten vaak wordt genoemd "transgressie", de overgang van de ene woordsoort in een andere woordsoort. Het optreden van dat verschijnsel hangt af van de context, van de contextuele gegevenheid of de syntactische constructie waarin het betreffende woord wordt gebruikt. Hier is "zaterdagavond" bijwoordelijke tijdsbepaling en bijwoord en dat is de secundaire woordsoortbepaling. Wel opletten dat we in gedachten het onderscheid blijven maken tussen zinsontleding en woordontleding. Hier is het wel duidelijk dat er door "transgressie" een nauw verband bestaat tussen beide systemen van taalbeschouwing.
    Met mijn vriendelijke groeten
    Ghislain Duchâteau, Vlaanderen - België.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Ghislain Duchâteau: de term 'transgressie' komt in elk geval in de ANS niet voor. Ook niet in Den Hertog, Schönfeld, Klooster of Paardekooper (voorzover ik zie). Ik vind hem in geen enkele spraakkunst op www.dbnl.org, dus heel erg algemeen is hij nou ook weer niet.
    Ik snap wel wat je bedoelt, maar de term suggereert dat er iets gebeurt met de woordsoort en dat is eigenlijk niet het geval. Ik zou denken (maar corrigeer me als ik het fout heb), dat de term 'transgressie' gereserveerd is voor een werkelijke "overgang", bijvoorbeeld als je het woord 'tafel' gaat gebruiken als een werkwoord ('tafelen'). Dat lijkt me toch iets anders. Nu krijgt het woord ook andere eigenschappen (het kan bijvoorbeeld vervoegd worden).
    Hier is alleen een woord gebruikt als bijwoordelijke bepaling, dat is alles. Aan de eigenschappen van het woord verandert dit niets.
    De conventie om een woord als bijwoord te benoemen als het in zijn eentje een bijwoordelijke bepaling vormt (dit noem jij de secundaire woordsoortbepaling), is de willekeurige afspraak dat de toevallige syntactische functie belangrijker is dan de lexicale eigenschappen van het woord. Zoals ik al opmerkte, dat kun je afspreken, maar het werkelijke inzicht is hier dat een woord dat de eigenschappen van een zelfstandig naamwoord heeft gebruikt wordt op de plaats waar je ook woorden kunt gebruiken die de eigenschappen van een bijwoord hebben.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Je redenering kan ik voor een goed deel volgen, maar toch weer niet helemaal. Ik ben het er mee eens dat de term 'transgressie' in de spraakkunsten niet veelvuldig wordt gehanteerd. Dat betekent nog niet dat hij niet handig is in het gebruik voor situaties als de voorliggende in de betreffende zin. Dat er bij het gebruik van het woord "Zaterdagavond" niets gebeurt als het in de zin "Zaterdagavond kwam hij mij feliciteren" wordt gebruikt, kan ik toch niet echt aanvaarden. Een woord met zijn lexicale eigenschappen krijgt hier door het gebruik in de zin een syntactische valentie. Het wordt hier niet nominaal maar adverbiaal gehanteerd in deze zin en in een ruimere situationele context. Het woord wordt "gesyntactiseerd" en dat is wél wat, een gebeuren. Het woord los van zijn context blijft inderdaad zijn lexicale eigenschappen tonen, maar in een syntactische context is er een aantasting daarvan, een overgang van de ene woordsoort in een andere, wat ik in deze zin toch blijvend een transgressie durf te noemen. D
    Met mijn vriendelijke en respectvolle groetjes

    BeantwoordenVerwijderen
  6. @Ghislain Duchâteau: het is natuurlijk in diepste zin een terminologische kwestie, maar ik neem toch aan dat we het met elkaar eens zijn dat de overgang van het zelfstandig naamwoord 'tafel' naar het werkwoord 'tafel(en)' van een andere orde is dan de overgang van het zelfstandig naamwoord 'zaterdagavond' naar het bijwoord 'zaterdagavond'?
    Ik snap je overwegingen, en ik zie wel dat hier syntactisch iets aan de hand is: een zelfstandig naamwoord wordt gebruikt als bijwoordelijke bepaling. Ook daarover zijn we het denk ik eens.
    Waar je mijns inziens over kunt discussiëren is de vraag of dit voldoende reden is om tot een andere woordsoort te besluiten. Want zo'n besluit leidt tot vreemde gevolgen. Je zou dus 'zaterdagavond' een bijwoord willen noemen in 'zaterdagavond kwam hij mij opzoeken'. Akkoord, maar zou je dat dan ook doen in 'elke zaterdag kwam hij mij opzoeken'? Of vind je dat de toevoeging van 'elke' de syntactische context weer doet overhellen naar de woordsoortbenoeming 'zelfstandig naamwoord'? Maar wordt zo het criterium dat de bijwoordelijke bepaling maar uit één woord moet bestaan dan niet een beetje willekeurig?
    En dan nog een andere overweging: in de discussie is de vervangbaarheid door 'vandaag' als een argument aangevoerd. Dat snap ik, maar als je 'vandaag' en 'zaterdagavond' allebei bijwoord noemt, dan mis je toch iets essentieels. Want 'vandaag' kun je, ook in die syntactische omgeving, niet aanvullen met 'elke' of 'de hele', en dat kan bij 'zaterdagavond' nou net wel. Volgens mij is dat precies wat je uitdrukt als je 'vandaag' bijwoord noemt en 'zaterdagavond' zelfstandig naamwoord.
    Overigens ben ik net bezig met een nieuw stukje over deze kwestie. Dat komt zometeen.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. ook taalkoespotters moeten aan een thesis werken ;o)

    BeantwoordenVerwijderen
  8. @Tom: Ah, ik dacht al zoiets. Maar hopen dat die snel af is, dan! Aan het werk!

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Ton van der Wouden15 december 2008 om 02:39

    Nog een aanvulling:
    over zinnen als "Die dag werd hij wereldkampioen", "Hij heeft veel meegemaakt dat jaar" en "Ik ben die reis ziek geworden" betoogt Klooster pag. 320-322, mede op gezag van P. C. Hooft, dat we daar "nulvoorzetsels" moeten aannemen, de onhoorbare situerende tegenhangers van
    respectievelijk "op", "in" en "tijdens". Belangrijk argument: net als de meeste voorzetselgroepen, maar anders dan de meeste zelfstandignaamwoordgroepen of bijwoorden, kunnen deze uitdrukkingen achter de werkoordelijke eindgroep voorkomen: "hij is wereldkampioen geworden die dag" enz.

    BeantwoordenVerwijderen
  10. @Ton van der Wouden: die gedachte sluit aan bij het standpunt dat in deze gevallen sprake is van gewone zelfstandige naamwoorden. Het bijwoordelijke karakter is dan te verklaren uit het nulvoorzetsel.
    Overigens merk ik op dat sommige bijwoorden wel degelijk achter de werkwoordelijke eindgroep kunnen staan, zoals in 'Hij is wereldkampioen geworden onlangs' (en ik vind in sommige zinnen ook 'toen' wel acceptabel in die positie). Maar dat is inderdaad uitzonderlijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  11. Beste taalprof, t.a.v. het verhaal hierboven. Die nulvoorzetsels, dienen die nog aan bepaalde eisen te voldoen? 'De eerste wedstrijd deed Messi het heel erg goed', hier laat je het voorzetsel 'in', hetzij 'gedurende' of 'tijdens', weg en niemand kijkt hiervan op. 'Zijn eerste wedstrijd deed Messi het heel erg goed' staat wat mij betreft heel wat minder goed, of misschien is-ie zelfs fout, ik zou hier altijd het voorzetsel 'in' gebruiken. Waarom is dit? Hebben we hier te maken met een soort van gewenning of iets dergelijks? We zeggen bepaalde zaken tig keer en op een gegeven moment klinkt het normaal? Wanneer kun je dergelijke voorzetsels precies weglaten? Dank voor uw reply!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik weet niet meer waar precies, maar ik heb ooit een inventarisatie gelezen van de contexten waarin je een woordgroep met zelfstandig naamwoord als bijwoordelijke bepaling van tijd kunt lezen. Uit mijn hoofd: er moet in elk geval sprake zijn van een zelfstandig naamwoord dat je als tijdsaanduiding kunt opvatten (dag, periode, vergadering):

      (1) Als er een aanwijzend voornaamwoord bij staat ('die dag,' misschien ook 'zo'n dag')
      (2) Als er een bijvoeglijk naamwoord met aspectuele betekenis (duur, begin) bij staat: ('de hele, de vorige dag')
      (3) Als er een bepaald lidwoord en een bijwoord bij staat: ('de dag dat het regende')
      (4) Als er een telwoord bij staat ('twee dagen')

      Het lijkt erop dat er iets moet bijstaan dat het woord nader plaatst in de tijd.

      Verwijderen