dinsdag 24 november 2015

Nieuws over de K/kerstman

In 2012 schreef ik een blogpost over de spelling van het woord K/kerstman, zoals die op woordenlijst.org voorgeschreven werd. Uit het voorschrift bleek namelijk dat je Kerstman zou moeten spellen als het om "de enige echte" zou gaan, en kerstman als het zou gaan om "iemand die de Kerstman speelt." Zo stond het letterlijk in de woordenlijst. Uit het voorschrift zou volgen dat spelling een geloofskwestie is: als je niet gelooft dat de Kerstman bestaat, moet je altijd kerstman spellen, en omgekeerd, als je Kerstman spelt is dat dus een geloofsbelijdenis, dat je ervan uitgaat dat "de enige echte" bestaat.

In de nieuwe woordenlijst.org is dat gekke voorschrift dan eindelijk aangepast. Ik stel me zo voor dat een team van religiewetenschappers en lexicografen zich over deze netelige kwestie heeft gebogen om een ook voor agnosten en andersgelovigen hanteerbare spelling in dezen te ontwerpen. En de nieuwe regeling waarmee ze zijn gekomen is de volgende: je spelt Kerstman als het gaat om een "figuur in de kersttraditie." Het woord Kerstman staat omschreven als een naam (dus niet als de-woord), maar je hebt wel het verkleinwoord Kerstmannetje ("Hee, Kerstmannetje, jij hier?") en Kerstmannetjes (waar ik me als eigennaam eerlijk gezegd weinig bij kan voorstellen). En verder staat er nog bij: niet te verwarren met kerstman. En kerstman is dan weer een gewoon de-woord, met enkelvoud en meervoud, en met verkleinvormen.

Ik weet niet hoe het de argeloze taalgebruiker vergaat, maar ik kom er niet goed uit. Mag ik nu alleen Kerstman spellen als het woord zonder de wordt gebruikt? Iets als Daar stond Kerstman ineens in de kamer? Dat vind ik wel een raar geval. En waarom staat er dan "figuur in de kersttraditie" als betekenisinformatie bij? En hoezo is een kerstman dan géén "figuur in de kersttraditie"? Of zit er nog steeds iets in van een bedoeld verschil tussen de verwijzing naar een (al dan niet) fictief persoon enerzijds (de Kerstman) en anderzijds een rol (de kerstman) of voorwerp (een kerstmannetje)? Ik vrees eigenlijk het laatste, want dat zou analoog zijn aan K/kerstkind en S/sinterklaas. Daar is de regeling: als je naar de historische persoon verwijst is het met hoofdletter, anders met kleine letter. Maar met de K/kerstman gaat die redenering niet op, omdat er geen duidelijke historische persoon is (vergelijkbaar met de paashaas, die ook nooit met hoofdletter gespeld wordt).

Volgens de woordenboekmakers is de K/kerstman toch iets anders dan de P/paashaas, ik denk omdat het om een menselijk persoon gaat, waarvan dus in elk geval de suggestie gewekt wordt dat hij (Hij?) echt bestaat. Maar toch: moet je nou spellen Ik speel dit jaar de Kerstman omdat je dan een rol speelt gebaseerd op de figuur in de kersttraditie, maar Ik ben dit jaar de kerstman omdat je dan de rol zelf aanduidt en niet de figuur? En Dit is een poppetje van het Kerstmannetje omdat het poppetje de bedoeling heeft de figuur af te beelden, maar Dit is een leuk kerstmannetje als je naar dat poppetje zelf verwijst? Zoals gezegd: ik kom er niet goed uit.

Het is dat het einde van het jaar uitnodigt tot inkeer en bezinning op de grote mysteriën des levens, want anders was dit alles natuurlijk onverdraaglijk. Nu schrijf ik het probleem bij op de lange lijst van raadsels waarvan de oplossing mij in het hiernamaals zal worden uitgelegd. 

zondag 8 november 2015

Daar wordt weer eens aan dezelfde deur geklopt

Misschien is het ook wel een eeuwige kwestie: bestaat er wel zoiets als een plaatsonderwerp? Daarover heb ik al in 2007 eens een stukje geschreven, maar zo af en toe loop ik iemand tegen het lijf (een taalkundige, een leraar, of een gewoon mens, dat komt ook voor) die vindt dat het plaatsonderwerp maar een onzinnige term is voor een zinsdeel dat heel goed met de benoeming bijwoordelijke bepaling afgedaan kan worden.

donderdag 29 oktober 2015

De Nederlandse spelling is triviaal

Even een trivialiteitje ertussendoor.



In navolging van Mestre e.a. (1993) en als antwoord op deze uitdaging volgt hier het bewijs dat de Nederlandse spelling G triviaal is. We gaan uit van 26 letters (het kan ook met de IJ als 1 letter), en elk woord is een vermenigvuldiging van de letters. Dan volgt uit de gelijkheid pat=pad (qua uitspraak), dat t=d (t en d zijn triviaal). Op dezelfde wijze volgt uit lab=lap dat b en p triviaal zijn, en uit klak=claque volgt in ieder geval dat k en c triviaal zijn (bovendien volgt daaruit dat que=k, waarover later meer). 

Uit fez=fes, lev=lef en lag=lach volgt dat z, s, v, f, g en h triviaal zijn (immers, ch=g en van c was al bewezen dat het triviaal is). 

Uit impasse=inpassen volgt dat m en n triviaal zijn, en uit verrassen=verassen volgt eveneens dat r triviaal is. De trivialiteit van l volgt uit gril=grill (de uitspraak van grill met een wrijfklank aan het begin is standaard). 

Ook de klinkers zijn alle triviaal. Uit eb=app volgt dat e en a triviaal zijn, uit roux=roe volgt dat ux triviaal is, hetgeen zowel u als x triviaal maakt. Uit oorschot=oirschot volgt dat i triviaal is, en uit o=eau volgt dat ook o triviaal is (voor wie denkt dat eau geen Nederlands woord is: het is onderdeel van het woord eau de cologne, en aangezien spaties geen onderdeel van de 26 letters vormen, geldt dat eau in G een woord is.)

Nu volgt uit claque=klak ook de trivialiteit van q. Immers, k=que en k, u en e zijn al triviaal. Dus moet q ook triviaal zijn.

Uit wij=wei volgt dat j triviaal is (want de andere letters waren al triviaal). In een stelsel met ij als aparte letter zou volgen dat ij triviaal is, en hebben we voor de trivialiteit van j bijvoorbeeld yo=Jo nodig.

Ten slotte kan de trivialiteit van w bewezen worden door de gelijkheid verkwist=verquizt. Het woord verquizt is een regelmatig gevormd werkwoord afgeleid van het voorvoegsel ver- en een zelfstandig naamwoord quiz (betekenis: “tot een quiz maken”).

Hieruit volgt dat de Nederlandse spelling G triviaal is.

zaterdag 26 september 2015

Wie wil de taal nog mooier dan hij is?

Zojuist hoorde ik Jaco de Kraker bij het radioprogramma De Taalstaat. Hij had net gereageerd op een typische taalvraag, van een luisteraar die vond dat je bij een weerbericht niet kon zeggen dat er morgen geregeld buien zouden zijn, omdat dit nu eenmaal niet geregeld is. Jaco maakte glashelder duidelijk dat dit een onjuiste opvatting was, want geregeld heeft een bredere betekenis dan alleen een letterlijke (ik denk dat je het in die brede betekenis ook geen werkwoord zou moeten noemen maar een bijwoordelijk gebruikt bijvoeglijk naamwoord). Hij merkte ook nog terecht op dat het eigenlijk vreemd was dat de luisteraar geregeld afkeurde en regelmatig bepleitte, omdat er ook mensen zijn die (net zo onterecht) regelmatig bekritiseren omdat er immers geen regelmaat in de buien voorspeld wordt.

Mooi uitgelegd, zou je zeggen, prima duidelijk gemaakt dat woorden lang niet altijd een letterlijke betekenis hebben of houden, maar dat betekenissen in bepaalde contexten zich ontwikkelen. Geregeld en regelmatig zijn in de context van weerberichten (ongeveer) synoniem, maar in andere contexten (bijvoorbeeld geregelde troepen of een regelmatige hartslag) heb je soms wel die specifieke keuze. Wanneer je precies welke betekenis heeft kun je in zijn algemeenheid niet zeggen (Jacco had de grap kunnen maken dat dit niet geregeld is, en dat er ook niet veel regelmaat in zit). Maar toen kwam de presentator Frits Spits nog met een slotvraag: "We willen wel duidelijkheid, Jaco!" En Jaco leek zich te verontschuldigen: "Tja, ik kan het niet mooier maken dan het is."

Jaco had natuurlijk groot gelijk, maar waarom zich verontschuldigen? We moeten helemaal die duidelijkheid niet willen! "Duidelijkheid" zou betekenen dat je in iedere context maar één keuze hebt, en dat je dat dan ook nog eens van tevoren kunt vastleggen. Dat is toch niks voor een taalliefhebber? Waarom zou je in vredesnaam duidelijkheid willen? Je wilt toch niet dat onze creativiteit door de knellende banden van de duidelijkheid beknot wordt? Wij willen vrijheid in onze keuzes! Weg met de duidelijkheid!

woensdag 16 september 2015

Taalprof en nieuwsgierig

Van de week een discussie op de facebookpagina voor Leraren Nederlands. Iemand had een radiospotje gehoord dat begon met Ik ben Achmed en mijn baan kwijt. Kromme tenen, hilariteit. Iemand merkte op dat dit een pijnlijke dubbelzinnigheid was, en ik moet eerlijk zeggen dat het even duurde voordat ik 'm zag (Marc van Oostendorp moest het me uitleggen): je kunt de zin ook lezen als een samentrekking van Ik ben Achmed kwijt en ik ben mijn baan kwijt. 

Maar eigenlijk ging de discussie over de samentrekking van Ik ben Achmed en ik ben mijn baan kwijt. Dat zou - zo merkte iemand op - een 'foutieve samentrekking' zijn. Maar waarom eigenlijk?

zaterdag 16 mei 2015

Ken toch je grammaticatype!

Als ik het goed zie heeft nog niet iedere taalliefhebber de test gedaan om zijn of haar grammaticatype te bepalen. Maar dat is wel de bedoeling! Het is geen taaltoets, je wordt er niet op afgerekend, maar het leven wordt er zo veel aangenamer op als je het weet. Doe hier de test. Je mag ook een taalhater zijn.

zaterdag 25 april 2015

Ik denk niet dat iemand het begrepen heeft

Rutger kwam er niet goed uit, vandaag in de Taalstaat. Een luisteraar had zich al jaren geërgerd aan het "foutieve" gebruik van het woordje niet in de zin Ik denk niet dat het regent. Je bedoelt toch immers Ik denk dat het niet regent? Nou, zég dat dan!

Genuanceerd taaladviseur als hij is probeerde Rutger duidelijk te maken dat je best Ik denk niet dat het regent kunt zeggen als je bedoelt Ik denk dat het niet regent. Want, zo probeerde hij uit te leggen: als je zegt dat je iets niet denkt, dan zit daar automatisch de betekenis in dat je juist het omgekeerde wel denkt.

Het is een begrijpelijke poging om het voor een breed publiek aannemelijk te maken, maar ik denk niet dat verstokte critici nu ineens overtuigd zijn. En dat komt omdat de uitleg eigenlijk niet klopt.

vrijdag 27 februari 2015

Woord zoekt zinsdeel

Gisteren gaf ik een gastcollege over grammaticaonderwijs op een lerarenopleiding. Tijdens dat college kreeg ik een vraag waar ik te weinig tijd voor had. Ik beloofde toen er later nog uitgebreid op in te gaan. Hierbij los ik deze belofte in.

De vraag was: hoe leg ik aan mijn vmbo-leerlingen het verschil uit tussen woordsoort en zinsdeel? De achtergrond hiervan was dat leerlingen de benoemingen voortdurend door elkaar haalden. Dan was je bezig met zinsdeelbenoeming, en dan hadden ze het over zelfstandig naamwoord. Dus of ik een idee had hoe ik dat verschil voor eens en voor altijd duidelijk kon maken.

zondag 22 februari 2015

Esprit d'escalier

Heb ik net een stukje geschreven over Werk ze!, sluit ik mijn computer, stap ik onder de douche, en terwijl het water over me heen stroomt bedenk ik een ijzersterk argument waarom ze geen uitgang van het werkwoord kan zijn. Dan toch nog maar even een aanvulling:

Als iemand tegen je zegt, Ik ga nu wandelen en slapen, dan kun je daarop antwoorden: Nou, wandel en slaap ze dan maar! Nietwaar? Je kunt natuurlijk ook zeggen Wandel ze en slaap ze dan maar, maar het punt is dat je het eerste ze kunt weglaten. Dat kan nooit bij een uitgang.

Kijk maar: als je zegt hij wandelt en slaapt, dan kun je daar nooit van maken Hij wandel- en slaapt. Ook niet in een bijzin: Ik zie dat hij wandel- en slaapt, dat kan niet. Ook niet met andere uitgangen: Hij lachte en werkte wordt nooit Hij lach- en werkte, of Ik hoorde dat hij lach- en werkte.

Kortom: uitgangen van werkwoorden kun je niet samentrekken, ze in Werk ze! wel. Dus ze is geen uitgang.

Twitter ze!

Een halve generatie geleden, in 1998, schreef ik in Onze Taal een artikel over de constructie Werk ze! Op de taalkalender van het genootschap had een verklaring van deze constructie gestaan die erop neerkwam dat ze een soort afgesleten lijdend voorwerp was. Dat leek mij onwaarschijnlijk, want deze constructie (die overigens in België niet voorkomt) beperkt zich tot werkwoorden die juist géén lijdend voorwerp hebben (of hoeven hebben): wandel ze, slaap ze, werk ze, dat is allemaal prima, terwijl iets wandelen, iets slapen en iets werken allemaal op zijn zachtst gezegd uitzonderlijk zijn.

Deze avond barstte er op Twitter ineens een kleine discussie los, aangezwengeld door @ThHN09, @LiesKoen en @RPlasterk, die het artikel uit 1998 maar lang en ingewikkeld vonden, en niet overtuigend genoeg. Tijd dus voor een ingekorte versie.

vrijdag 2 januari 2015

De taalprof is ook geen selfie

Het is misschien wel de meest geciteerde zin uit de koninklijke kersttoespraak van 2014: "Nederland is meer dan 17 miljoen selfies." Veel lof was er voor het gebruik van het moderne woord selfie in zo'n taditioneel en eerbiedwaardig genre. Men zag er een teken in van informalisering en modernisering. Ik heb echter niemand gehoord over de betekenis. Want wat bedoelde de koning eigenlijk?

 

Ik dacht dat een selfie een foto was van jezelf (in allerlei contexten), vaak geplaatst op sociale media. Maar was dat wat er in de toespraak bedoeld werd? "Nederland is meer dan 17 miljoen foto's van jezelf"?

 

Het kan natuurlijk zijn dat hier sprake is van een bewuste stijlfiguur: het fotografische zelfportret wordt hier gebruikt als een metonymie: de foto staat eigenlijk voor de persoon. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de vorst het woord in een andere betekenis gebruikte: een selfie is volgens hem blijkbaar een individu, dat in geen enkele relatie tot andere individuen (of tot de samenleving) staat. Misschien als een anglicistische afkorting van zelfingenomen of in zichzelf gekeerd.

 

Het wachten is nu op een gebruikswijze als Ik ben een echte selfie, of Hij gedroeg zich nog te veel als een selfie, waarmee de betekenisverschuiving een feit is geworden. Kan het vernieuwde woord nog een keer woord van het jaar worden.